Contactbreuk of ouderverstoting

Contactbreuk … kinderen kiezen er niet zelf voor

Aan de Universiteit Antwerpen vond afgelopen maandag 26/09 een studiedag rond ouderverstoting plaats. Kinderen die geen contact meer willen met hun vader of moeder, daar bestaan nog heel wat vooroordelen over…

Contactbreuk of ouderverstoting

Bij een scheiding is het meestal in het voordeel van het kind dat het contact met zijn beide ouders zo veel mogelijk behouden blijft. Toch gebeurt het  in een beperkt aantal gevallen, namelijk zo’n 6%, dat kinderen één van hun ouders niet meer zien of spreken, zonder dat er sprake is van misbruik of verwaarlozing door de afgewezen ouder.  Acht op de tien keer gaat het dan om de vader. Ouderverstoting of PAS (Parental Alienation Syndrome) leidt tot schrijnende toestanden, zowel voor het kind als voor de ‘verstoten’ ouder.

Volgens gezinspedagoge Claire Wiewauters (Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen) bestaan er nog te veel vooroordelen over kinderen die geen contact meer willen met hun vader of moeder. De term ‘ouderverstoting’ neigt haar ook te veel naar ‘victim blaming’: alsof een kind bewust en rationeel beslist om zijn vader of moeder niet meer te zien. De problematiek is veel complexer dan dat. Zelf geeft ze daarom de voorkeur aan de term ‘contactbreuk’.

Kinderen kiezen er niet zelf voor

ouderverstotingDe meeste kinderen die hun vader of moeder niet meer zien, kiezen daar niet zelf voor. Dat blijkt ook uit de analyse die Wiewauters en haar collega Emmery maakten van de chatgesprekken van kinderen uit gescheiden gezinnen op de Jongerenhulplijn Awel (‘Awel, ik ben in de war door de scheiding van mijn ouders’). Soms verdwijnt papa of mama meteen na de scheiding uit hun leven, soms verwatert het contact stilaan. Kinderen vragen zich dan af waarom ze in de steek gelaten worden. Meestal zoeken ze de oorzaak bij zichzelf, wat op lange termijn een negatieve impact kan hebben op hun eigenwaarde.

In andere gevallen verbreken kinderen wel degelijk zelf het contact. Dat kan gebeuren onder impuls van de andere ouder, zeker als het om een problematische scheiding gaat. Maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. Het kan ook dat een kind breekt met zijn vader omdat hij te weinig beschikbaar is of omdat het niet kan wennen aan zijn nieuwe partner. De breuk kan ook te maken hebben met de redenen van de scheiding of met aanhoudende ruzies tussen de ouders over de verblijfsregeling of financiële afspraken. Ook wanneer kinderen zelf het contact verbreken, blijven ze zitten met een schuldgevoel. Ze zijn immers niet gelukkig met die keuze tot ouderverstoting, die ze eerder als een noodzakelijke keuze ervaren.

Bemiddeling

Het spreekt voor zich dat het schuldgevoel waarmee deze kinderen zitten een grote impact kan hebben op hun verdere ontwikkeling. Wiewauters vindt het dan ook uitermate belangrijk dat kinderen beseffen dat de contactbreuk niet hun schuld is. Volwassenen (andere ouder, vertrouwenspersoon, hulpverlener….) moeten duidelijk maken dat die verantwoordelijkheid niet bij hen ligt. Ze pleit er dan ook voor om klachten van kinderen over het contact met hun ouders, of net het gebrek aan contact, altijd ernstig te nemen. Hoe dat concreet kan, daar moet vanuit de juridische wereld en de  hulpverlening over nagedacht worden.

Daarnaast ziet Wiewauters ook veel heil in het contact met lotgenoten. Ze stelde dit onder meer vast tijdens haar onderzoek van de chatgesprekken op de Jongerenhulplijn Awel. De jongeren die contact namen met Awel voelden zich verdrietig, angstig, boos, onzeker, schuldig en machteloos. Vooral kinderen die zich verlaten voelen door één van beide ouders, gaan zich bijzonder slecht voelen. Lotgenotencontact helpt hier echt.

Tenslotte breekt Wiewauters ook een lans voor het inschakelen van bemiddeling.

Zo pleit ze voor een verplichte bemiddeling in de beginfase van een scheiding, als preventie voor een vechtscheiding.

De onderzoekers van het HIG vinden ook dat kinderen om bemiddeling moeten kunnen vragen (lees ook: Kinderen moeten om bemiddeling kunnen vragen). Ze denken dat het zou helpen als kinderen nauwer bij het scheidingsproces betrokken worden. Ze formuleren daarom voorzichtig het advies om bemiddeling ook te laten opstarten door de kinderen, zodat zij mee kunnen praten over de regelingen na scheiding. Ook kan dit verhinderen dat de scheiding van de ouders ontaardt in een vechtscheiding, die kinderen dwingt om te kiezen voor een van beide ouders. Gezien de loyauteit van kinderen aan hun beide ouders, is dit verschrikkelijk moeilijk.

Bovendien moet het na de scheiding  mogelijk zijn om een ouderschapsregeling te wijzigen, gewoon omdat de omstandigheden veranderd zijn. Zo kan een nieuw samengesteld gezin de aanleiding zijn tot het opnieuw onderhandelen van de verblijfsregeling (lees ook: Een ouderschapsregeling wijzigen, kan dat?).

Een goed bemiddelaar bemiddelt in functie van de kinderen en heeft als doel dat ouders als ouders onderhandelen en niet als ex-partners (lees ook: Wat een bemiddelaar voor je kind kan doen). Uiteraard moeten  beide ouders bij bemiddeling bereid zijn om als ouders, in het belang van hun kind en vanuit het perspectief van hun kind, na te denken over de best mogelijke oplossing om contactbreuk te voorkomen of te herstellen


Bron: ‘Ouderverstoting is nooit de schuld van het kind’ (Ann Peuteman) in Knack 21/09/2016

Binnenkort verschijnt een artikel van C. Wiewauters en K. Emmery over dit onderwerp in het tijdschrift ReNG (www. relatiesennieuwegezinnen.be).

Wilt u meer informatie? Maak dan gerust een afspraak of neem contact op via het invulformulier. Ik help u graag verder.


Kinderen - Samen bemiddelenwww.samenbemiddelen.be